Stortemelk - Jaarlijks pak ik in september de boot naar Vlieland. Aanvankelijk de veerboot, maar dit jaar maakte ik de oversteek met de kajak. Vol beladen, met een groep deelnemers voorbereidend voor het ZeeVaardigheidExtra examen. ZeeVaardigheid (ZV) staat voor: heeft kennis van en ervaring met redden, gered worden, steunen en branding varen, kan meelezen met de kaart. Kortom, je weet de basale dingen die van belang zijn op zee, kunt mee varen in een groep en weet wat te doen als het spannend wordt. De condities waaronder je mee de zee op kunt zijn in principe t/m 4 Beaufort. Dan komt er een periode waarin je ervaring en conditie moet opbouwen, en je jezelf kunt voorbereiden op zelf tochten plannen en leiden, met een groep vrienden varend op zee, in bekend en onbekend vaargebied. Die fase duurt veel langer, stelt veel hogere eisen aan je zelfredzaamheid, je branding ervaring en vooral ook conditie en resoluut optreden tijdens incidenten. De NKB geeft dit brevet niet zo maar weg. Daar nemen ze de tijd voor en afhankelijk van je eigen tijdsinvestering, kan dat enkele jaren nemen. Uiteindelijk zou je ook kunnen besluiten niet voor het brevet te gaan, maar wel die ervaring op te doen.
Na het eerste kennismakingskamp met zeevaren volgens de instructeurs van de NKB, heb ik tijdens het tweede kamp mijn ZV gehaald. Vervolgens ben ik nu enkele jaren deelnemer aan een ZVE groep en breng ik daar mijn ervaringen op het Oostelijk wad in. Het oostelijk wad wordt door de die hards uit het westen toch vooral als lieflijk ervaren, altijd land in zicht of een ton en bijna geen golfopbouw. Het is overigens een bijzonder mooi vaargebied juist vanwege dat land, de geulen en de vele eilanden die goed bereikbaar dicht bij elkaar liggen. De toervaarders zijn dus zeer verguld met dit gebied. Maar voor de doorsnee Nederlander, ligt het Groninger of Duitse wad toch net een uur reizen te ver. En dat is maar goed ook, dan blijft het wad een prachtig open en rustig vaargebied voor de liefhebber.
Dit jaar heb ik door omstandigheden niet de opbouw en voorbereiding gekend die ik wenselijk acht voor een week Vlieland. Ik heb het een keer meegemaakt met 30 graden zonder een zuchtje wind, maar tijdens de andere kampen stond er toch meer een windkracht 5 of meer dan dat het er onder kwam. Dit jaar begonnen we met een windkracht ZW 5-6 aantrekkend naar 7. Denk je eens in dat je vanuit je Groninger landschap op de snelweg tussen Utrecht en Den Haag komt. Je weet niet wat je overkomt. Wel, zo voelde het mij ook aan toen ik de haven van Harlingen uit voer. De wind had alle zeilliefhebbers naar buiten gekregen en ze stoven van Breezanddijk langs Harlingen op naar boven. Snelheden die je op het oostelijk wad niet tegenkomt en in een dichtheid, je mocht het rustig file zeilen noemen. En dan is er natuurlijk ook nog beroepsvaart, veerboten, politie en bruine vloot.
Met de wind en de afgaande stroom, hadden we flinke klotsgolven bij de Pollendam. Dat gaf direct in het begin een stevige kluif om onze tanden in te bijten. Op een onbewaakt moment viel er een deelnemer om, kon zich niet meer zelf redden en moest met een redding weer in de boot gezet worden. En dan heb je meteen een major incident: veel wind, heen en terugkaatstende golven, stroming die je de vaargeul in trekt, een overvolle vaargeul met zeer snel varende schepen. En natuurlijk een kano vol beladen met kampeerspullen en eten voor een verblijf van een week op Vlieland. Je kunt thuis oefenen op het vlakke water, of met een lege boot in het zwembad. Maar nu is het menens. Het gewicht van de kano telt, de belading op het voordek ligt in de weg, de wind en de stroom brengen je in een gevaarlijke positie voor de rest van de scheepvaart. Slepen is een optie, maar weinig effectief. De sleep beslaat twee zwaarbeladen schepen die met andere zaken in de weer zijn. Ik kan je zeggen dat we daar als kanovaarders niet altijd op berekend zijn. Gelukkig is de groep sterker dan het individu en uiteindelijk komt het allemaal wel weer in orde. Daar is oefening, ervaring, conditie en vertrouwen voor nodig, in jezelf en in elkaar.
Verder naar Vlieland speelden de wind en de conditie ons parten. Je wordt moe, we hadden een stuurloos schip (afvallend in de stevige wind) en na 4 uur lagen we boven de Richel. De Richel is een plaat rechts onder Vlieland, waar van twee zijden het water langs stroomt. Wij kwamen uit het oosten, de Blauwe Slenk, komen op de kop van de Richel en worden geconfronteerd met een flinke stroom uitgaand water en een ZW 7 tegen. Dan peddel je jezelf helemaal leeg, wetend dat er geen enkele andere mogelijkheid is om verder te komen. Er is geen andere optie, verstand op nul, blik op oneindig, op karakter en doorzettingsvermogen door peddelen naar de eerstvolgende boei. Twintig minuten ploegen door het woeste water, met het idee dat je geen meter opschiet. Uiteindelijk hebben we het gehaald, met ook hier twee keer een sleep om alle mensen mee te krijgen. Die slepers hadden dus echt energie voor twee en bleken de redding van de groep!
Eenmaal op het strand wacht het gelukzalige moment van de aankomst en de totale uitputting. Nu mag je beleven dat de batterij op is. Boten aan de kant, al je spullen eruit en zoveel mogelijk in een keer je tentuitrusting, eten en kleding over het duin meenemen. Want dat duin, het is er maar een, het ligt er als een onneembare rots in de branding waarin je je laatste restje energie uit je Varta batterij kwijt raakt. Uitgeput zoek je een stukje groen gras op en laat alles op de grond vallen. Hier is mijn stek.
De mensen die de veerboot genomen hebben stonden al lang met een biertje in de hand klaar op het terras. Ik had bij aankomst een half uur om mijn tent etc op te zetten en in te richten, voor een douche en droge kleren, want na het gezamenlijk avondmaal zou het donker zijn. En dan wil je die natte zooi uit je kano natuurlijk niet nog een keer gaan spoelen, sorteren, drogen en een plekje geven.
Laten we zeggen dat ik die nacht goed heb geslapen. De volgende dag heb ik de tijd genomen om de lading uit mijn volgelopen achterschip daadwerkelijk te spoelen en te drogen. Mijn groep was lekker het water op, even uitpeddelend naar het Posthuis, genietend van een mega hamburger, pannenkoek of slagroomsoes. Ook dat is Vlieland, het is net gewoon kanovaren op vlakwater.
Maandag gingen we serieuzer aan de bak. Met een NW 4, krimpend en aantrekkend naar 5 in het vooruitzicht, stonden we voor de opgave om een rondje Richel in te plannen. Standaard; bepaal het moment waar je moet zijn op de kentering, bepaal de afstanden en de stroomrichtingen en snelheden en reken terug naar de laatste vertrektijd. Bepaal vervolgens je risico momenten, bouw daarvoor ruimte en maatregelen in en klaar is kees.
Op het water geldt echter dat de koersen die je op het land hebt berekend, niet moet varen. Ze geven richting aan waar je heen wilt, maar eenmaal op het water moet je efficient varen. Dus, ja, richt je op die boei op de berekende koers, maar vaar in transito naar dat doel. Dus geen hockeystick varen, waarbij je op zicht op de boei koerst en ondertussen wordt verzet door wind en stroom en je uiteindelijk steeds meer in koers moet corrigeren om bij het geplande doel uit te komen. De voorbereiding op het land is mooi maar niet bepalend (in termen van de te varen koers) voor de uitvoering op het water!
En speel met de omstandigheden. Zoek de meegaande stroom op. vaar er desnoods wat voor om en kijk wat beter werkt. Een rechtstreekse grondkoers over een ondiepte of een door de stroomgedragen kromme.
Eenmaal bij het Franse gaatje, merkten we dat door de ZW wind, de stroom aan de oppervlakte al een uur voor het berekende kentermoment uitgaand was. Stroom en wind tegen, dat wordt varen in een treintje. Dat is efficient en een heel stuk sneller dan ieder voor zich uitwaaierend over de plaat. Vooral op langere tochten telt de optelsom van stroomvoordeel nemen, transito varen, treintjes maken en efficient pauzeren door. Het kan op een tocht van 5 uur zo maar een uur schelen.
's Avonds hadden we een oefening met de KNRM. De wind was overdag ZW 5, kon aantrekken tot een ZW 7. Met de zonnige waddenzee van de middag in het hoofd, stonden we om 18.00 uur weer aan het strand. Dit maal warmer aangekleed omdat de zon zou verdwijnen en we wisten dat er minimaal een drenkeling zou zijn. De wind leek aangetrokken, al konden we dat in de luwte op het strand niet direct ontwaren. De Noordzee zag er goed bevaarbaar uit.
De groep toog te water en bij de tweede groene boeienlijn was voor sommigen de grens bereikt. De deining als gevolg van de ZW 7 was metershoog, hier en daar met flinke schuimkoppen op de top. Geen brekers. De groep werd uit elkaar geslagen, je moest elkaar de ruimte geven, maar de veiligheid vereiste wel dat je elkaar goed in de gaten hield. Mondelinge communicatie was nauwelijks mogelijk, zeker tegen de wind in. Zo'n avond kan heel enerverend verlopen. Buiten de geplande drenkeling en het terugslepen van diens lege kano naar het strand om, hadden we te maken met iemand die voor zijn eigen veiligheid koos en zelfstandig naar het strand ging. Verder werden de deelnemers in het vlotje dat de drenkeling droog hield, zeeziek. Dus met het afvoeren van de drenkeling was de situatie nog allerminst veilig.
Een sleep tegen de ZW 7 in in deze deining bleek niet effectief. Dus ook hier de KNRM buiten de beoogde oefening om maar even terug geroepen om mensen naar het strand te brengen of in een enkel geval zelfs terug naar het boothuis, om bij te komen van zeeziekte en onderkoeling. Ik kan je vertellen dat het andere jaren veel minder heftig is verlopen. Een oefening bij een prachtige zomeravond, windstil en mooie ondergaande zon is natuurlijk anders dan met een ZW 7; idyllisch maar niet realistisch. Nodeloos te zeggen dat een dergelijke oefening goed geevalueerd is (in de bar en vooral ook in het leslokaal).
Dinsdag was dus evalueren en een vrije middag voor boodschappen en passagieren. Woensdag stond er wederom een wind uit het westen met kracht 7. Die blaast alles voor langs het strand en zelfs branding varen is dan niet aan de orde. Je wordt door de stroom en de wind zo de vaargeul in geblazen, enkeltje Harlingen. Als alternatief is er dan gelukkig nog het zwembad voor de zelfredzaamheid en zijn er mensen die kunnen vertellen over de prachtige reizen die ze hebben gemaakt het afgelopen jaar. Zo hadden we presentaties over onderkoeling, een rondje Ierland in twee maanden, een kanokamp in Morbihan (Zuid Bretagne) en een kanotocht in het zuidoosten van Groenland. Om je vingers bij af te likken.
Het kamp heeft een bepaalde structuur en werkt toe naar het afnemen van examens ZV en ZVE en de kajak reddingstest en de kajak veiligheidstest. Die staan voor de donderdag en de vrijdag gepland. Ik had mijn deel gehad en heb besloten tijdig terug te keren naar huis. Anderen hebben donderdag nog iets gevaren, op vrijdag een verplichte wandeldag met de kop in de wind en uiteindelijk de terugtocht op zaterdag naar Harlingen. Examens zijn er dit jaar vanwege de weersomstandigheden niet afgenomen.
Voor mij is het jaren een kamp geweest van adrenaline, van grenzen verleggen en een week na thuiskomst nog nadeinen op de kick van die golven. Dit jaar stond echter helemaal in het teken van de grenzen tegen komen, mentaal, fysiek, in materiaal, in de spankracht van de groep (of leden daarvan). Met daarbij de wetenschap dat als het er echt toe doet, dat dan de marges heel klein zijn. Om met Gerard Tel te spreken, met een windkracht 6 of meer in de lucht, dan moet je gewoon niet de zee op gaan. Ik sluit me daar van harte bij aan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten